Op zoek naar de ware berg

Het begon eigenlijk allemaal toen Cornuke en Williams aan de praat raakten met een Professor in archeologie. De Prof in kwestie bevestigde het vermoeden van de beide mannen; hij vertelde dat de ware berg waar Mozes de tien geboden ontving (de berg Sinaï), niet op het schiereiland Sinaï maar in Saoedi-Arabië te vinden is. Cornuke en Williams ondernamen daarop (1988) een flinke speurtocht om de ware berg van het hemelse vuur te vinden. Een intrigerend verhaal met een verrassende uitkomst die veel zaken, zoals die staan beschreven in het boek Exodus een stuk geloofwaardiger maakt. De beide mannen slaagden er uiteindelijk in om de ware berg te vinden, ze beklommen hem en keerden weer gezond huiswaarts. Maar dat was eigenlijk al een klein mirakel op zich; er waren momenten dat ze werden afgeluisterd, bespied, bestolen, bedreigd met vuurwapens, ontvoerd en opgesloten!
(Boekrecensie van “Het goud van Exodus” – de ontdekking van de heiligste plek op aarde – van auteur Howard Blum.)


De route die de vluchtelingen mogelijk namen vanuit Egypte. Illustratie; Wikipedia bestand Exodus.

In de 4e eeuw stuurde de Romeinse keizer Constantijn de Grote zijn moeder Helena op een speurtocht naar een berg die hij in een visioen zou hebben gezien. Hij zei haar een merkteken bij die berg aan te brengen. Zij vond een mooie rotsige berg in het middenwesten van de Sinaï en vestigde een kerk aan de voet van die berg. Sindsdien staat die berg bekend als ‘Mount Sinaï’. Maar Hebreeuwse Schriftgeleerden waren het er daar niet mee eens; ze wierpen tegen dat de berg van Helena helemaal niet voldeed aan de beschrijving zoals in hun teksten. Waar moest de ware berg dan wel aan voldoen;
– daar vlakbij moest een vlakte zijn waar zo’n 600.000 strijdende mannen of zo’n 2 miljoen mensen hun tenten op konden zetten
– er moest een soort weide zijn met daarbij een beek of stroom als eet/drinkplaats voor hun vee
– aan de voet van de berg liet Mozes stenen bakens plaatsen die het volk op afstand moesten houden; er moesten dus stenen resten van die bakens te vinden zijn
– er moest een soort altaar te vinden zijn
– het moest een berg zijn die behoorlijk steil omhoog liep
– de top van de berg moest zichtbaar zijn voor de kamperende mensen op de vlakte/vanaf de top had men een goed overzicht op de vlakte.

De vlucht uit Egypte
In het boek Exodus vinden we twee verhalen over ontsnappingen uit Egypte; Het eerste verhaal vertelt de vlucht van Mozes voor de Farao nadat hij een Egyptische bewaker (die een Hebreeuwse slaaf met een zweep mishandeld) per ongeluk doodde. In het tweede verhaal neemt Mozes een heel volk van slaven mee naar een nieuw begin buiten Egypte. In de periode dat de beide verhalen zich afspelen, viel de Sinaï  mogelijk onder Egyptisch bestuur, er waren talloze mijnwerkers en het wemelde er aardig van de Egyptische soldaten. Mozes zou dus ergens anders naar toe zijn gevlucht. Waar was hij heen gegaan die eerste keer dat hij vluchtte? Hij ging naar Jethro, een priester in het land Midian. Daar aan de overkant van de woestijn, lag de berg Horeb (de berg van God). Het land Midian lag aan de oostkust van de golf van Eilat (de golf van Akaba), tegenwoordig valt het onder de landsnaam: Saoedi-Arabië. De professor citeerde hen een stuk uit een interview met Prof. Frank Moore Cross door Herschel Schanks, een redacteur van ‘Review’ en hij vertelde hen dat de juiste berg mogelijk ‘Jebel el-Lawz’ was.

Op naar de ware berg
Terwijl Larry Williams begin 1988 druk doende was met het aanvragen van een toeristen visum voor Saoedi-Arabië, bereidde Bob Cornuke zich voor op de voorgenomen expeditie naar de berg. Williams vernam van het ambassade personeel dat Saoedi-Arabië helemaal geen toeristen toelaat. Een aantal weken later kwam hij in contact met een Britse goederenmakelaar. Deze vertelde hem dat hij het beste naar Londen kon komen; wanneer hij connecties zou hebben met de olie-industrie maakte hij wel kans op visa. Hij belde Cornuke en zei hem dat hij zijn koffers moest pakken.

Engeland, juni 1988; Toen Williams na een ontmoeting met een paar vrienden terugkwam op zijn hotelkamer, zag hij tot zijn grote schrik dat zijn spullen waren doorzocht. Zelfs de ongeopende brief die op zijn bed lag, lag er nu opengesneden bij. Maar alles wat hij miste was het gouden horloge dat hij van zijn vrouw had gekregen. Die nacht bracht hij grotendeels piekerend door want welke dief las er nu zijn brieven? De volgende morgen bekeek hij een viertal foto’s uit de opengemaakte enveloppe. Het waren foto’s die gemaakt waren door een Franse satelliet en samen vormde ze een landkaart van het Midden-Oosten. Het startpunt van de fotoreeks was Egypte en in gedachte wandelde hij over de noordoostelijke oever van de Golf van Suez op het Sinaï schiereiland, naar de oever van de Rode Zee. Hij stak in gedachten de golf van Akaba over via de ondiepte in de straat Tiran en liep via de Bronnen van Mara naar Al-Bad (Elim). Daarna vervolgde hij zijn tocht naar Jebel el-Lawz: de ware berg in Midian. Was het deze route die de vluchtelingen uit Egypte hadden genomen?

(Caïro, 1988) ‘Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en Jahweh deed de zee de gehele nacht door een sterke oostenwind wegvlieden, maakte haar droog en de wateren werden gespleten…’ las Cornuke in Exodus. Voor zijn geestesoog zag hij het donkere water uiteen wijken, waarna een enorme stoet van mensen en dieren de engte tussen de beide watermuren inliep…;  “Stel je voor; een miljoen mensen – mannen, vrouwen, kinderen, met vee en pakezels, vluchtend voor het leger van de Farao. En waarheen leidde de weg?  Naar een doodlopend punt aan de Rode Zee” zei Cornuke tegen Williams. “Fout.” zei Williams; “Het leger van de Farao zat hen toen nog niet op de hielen. Ze hadden een voorsprong van 3 dagen; die 3 dagen had Mozes weten los te peuteren van de Farao om een offerfeest te houden in de woestijn. Maar de Farao dacht gedurende die 3 dagen dat ze dat zouden doen op Egyptisch grondgebied. Na zo’n 4 tot 5 dagen besefte hij dat zijn slaven hem waren ontvlucht. Ondertussen ging Jahweh de vluchtelingen voor in een wolkkolom die ‘s nachts leek te branden. Zodat zij dag en nacht konden voortgaan.”

Even rekenen
Na (schatting) ongeveer 19 dagen had het leger van de Farao hen ingehaald en stonden zij bij de straat Tiran. Inmiddels waren er zo’n 23/24 dagen verstreken en hadden zij zo’n 23 km per dag afgelegd; in totaal zo’n 550 km. Dat was wel te doen met vrouwen, kinderen en vee.

Eenmaal aangekomen bij de straat Tiran, trokken ze hun duikpak aan en onderzochten de bodem; daar vonden ze de landbrug die de mogelijkheid tot de doortocht had geboden; hij bevond zich nu op ongeveer een meter onder het wateroppervlak. De landbrug was glad en stevig en was breed genoeg voor de karren van de vluchtenden en de strijdwagens van de krijgers van de Farao. De volgende ochtend al reden William en Cornuke met hun vrachtwagen de woestijn in. Via de Bronnen van Mara reisden ze door in de richting van Jebel el-Lawz in het land Midian. Aangekomen bij Al-Bad of Elim, vonden ze de 12 waterbronnen met de palmbomen, precies zoals er wordt verteld in Exodus.

Het zandverhaal van Williams
Het viel Williams op dat er in hoofdzaak drie soorten zand waren in de woestijn van Saoedi-Arabië. Er was fijn zijdeachtig zand dat de hoge duinen vormde en bloedrood gloeide in de zon. Er was dat compacte grijze zand van de vlaktes dat even sterk en solide was als asfalt, maar daarnaast was er ook dat bruinige zand waarvan de korrels bij hete windvlagen de lucht in schoten en als een keiharde regen weer neerkwam. Op sommige plaatsen vonden ze nog een vierde soort zand; het was een zon-gebleekt goedje dat een soort hard laagje aan de bovenkant vormde maar daaronder los was. Williams dacht dat het iets met water had te maken. Hij vertelde zijn zandverhaal aan Cornuke terwijl ze in de oostelijke richting naar Tabuk reden.


Mozes op de berg; daar aan de voet moest een vlakte zijn waar veel mensen hun tenten konden opslaan, er was een stenen altaar en er werden grensbakens opgeworpen. (Illustratie:Wikipedia bestand; Mozes.)

Bij de ware berg
‘Jebel el-Lawz?’ vroeg Williams aan de bedoeïen en de man wees over de rand van de heuvel die voor hen stond. Daar aan de overzijde van de vlakte rees een hoge berg op; hij had twee scherpe pieken en er groeide een prachtige boom tussen de twee toppen. Het bleek de ware berg te zijn. Maar toen hij met zijn verrekijker de voet van de steile berg verkende, zag hij iets dat hem raakte als een vuistslag; om de berg heen stond een 3,5 meter hoog hekwerk met als toppunt van ellende, een rand met prikkeldraad. Te midden van de omheining stond de berg met aan zijn voet een bewakingsgebouw dat waarschijnlijk gevuld was met gewapende militairen!

Ze hoefden niet over het hek te klimmen of in de grond te hakken het hamers en beitels want Cornuke (die onderweg naar Williams zandverhaal had geluisterd) vond een plaats waar de omheining over een oude, verdroogde en verweerde, beekbedding liep. Een zakmes en een paar handen waren voldoende om de grond los te maken en weg te halen. Ze wrongen zich door het gat onder de omheining en renden in de richting van de schaduw van de berg. Behoedzaam slopen ze naar de voorzijde van de berg. Aan de voorkant vonden ze de stenen resten van de grensbakens die Mozes had laten opwerpen als grenspalen voor het volk; voorbij die bakens mochten zij niet gaan want de grond was er heilig. Ze begonnen de berg te beklimmen maar halverwege stak er een ijskoude wind op die de honden van de bewakers deed blaffen. Even vreesden zij dat ze ontdekt zouden worden want vlakbij klonken plotseling de stemmen van bewakers. Maar tot hun opluchting verwijderden de stemmen zich in tegengestelde richting. Ze vervolgden hun klimtocht en bereikten de top. Daar aangekomen zagen ze dat het gesteente een diep zwarte kleur had, alsof de berg verbrand was door een intens hemels vuur. “En de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat (de ‘Heerlijkheid’ of  ‘Glorie’ van*) Jahweh daarop nederdaalde in vuur…Mozes sprak en Jahweh antwoordde hem in de donder…en Jahweh zei; “Zie bij mij is een plaats waar gij op de rots kunt staan, wanneer mijn ‘Heerlijkheid’*  voorbijgaat, zal ik u met mijn hand bedekken tot ik voorbijgegaan ben…”.

De ochtend schemering kwam al opzetten. Ze waren uitgeput maar moesten nog een hel eind afleggen naar het gat onder de omheining. Ze renden zo hard ze konden want vanuit het bewakingsgebouw klonken al de eerste geluiden van die ochtend. Bij het gat aangekomen, wrongen ze zich erdoorheen en renden ze de omliggende wildernis in.

Maanden later…
“Dit kon alleen maar Joden overkomen; vinden ze de ware Berg van Mozes en blijkt hij van de Arabieren te zijn!” grapte een Israëlische veiligheidsfunctionaris op de bijeenkomst over de ontdekkingen rond Jebel el-Laws…
Bron; ‘Het goud van Exodus’; (kort uittreksel van het genoemde boek).

Van Mozes naar Close Encounters of the first, second and third kind
Terugkomend op die ‘Heerlijkheid’ of  ‘Glorie’ van Jahweh**; Volgens E. Velikovsky (‘Werelden in botsing’) viel de uittocht samen met het aflopen van de zesde wereldperiode en begon daarmee de zevende periode. De berg brandde met vuur, de aarde schudde en heuvels werden
weggenomen. Bergen werden omvergeworpen en de diepten kookten…vurige vlammen schoten omhoog. Er klonk gedonder en het bliksemde hevig, er loeiden hevige winden. De sterren waren tezamen vergaderd en ‘Hij’ boog de hemel en daalde neer (Psalm 18 – en 2 Samuel 22; de Heer belemmerde de loop der sterren…). Volgens hem was de oorspronkelijke naam van de de ‘Heer’; Jahweh, Jahoe of Jau en was de naam een klanknabootsing van de hemelse bazuinen die toen wereldwijd klonken. De zon leek 10 dagen lang niet onder te gaan en het was dag en nacht licht. “Dat kwam door een ‘ster’ (komeet) die uit het sterrenbeeld ‘Jin’ kwam en ‘s nachts de hemel verlichtte…” (schreven de Chinezen). Overal op aarde had men toen blijkbaar met het verschijnsel te maken; er waren enorme vloedgolven en in veel gebieden had men te maken met oprukkend ongedierte. Bossen vlogen in brand en de aarde beefde zeer. Het was een heel lawaai en de Egyptenaren (Papyrus Ipuwer) vroegen zich af wanneer al dat bazuingeschal en gebulder van wind en aardbevingen nu eens ophield, zodat ze weer eens behoorlijk konden slapen!

Sitchin over de ‘Heerlijkheid’ van de Heer; Volgens Z. Sitchin (‘De 12e planeet’) was de naamgeving ‘Heerlijkheid’ afgeleid van het Babylonische teken voor ‘Me’ wat ook volgens hem een ‘hemels voertuig’ kon betekenen. De Heer daalde dus op aarde neer in zijn hemelse voertuig, zette de berg in rook en vuur en er klonk een hemels bazuingeschal te midden van het gebulder. Daarop sprak hij met Mozes die zijn woorden nauwgezet opschreef. Steven Spielberg zou zich hebben laten inspireren door o.a. dit Mozes-relaas voor zijn film; ‘Close encounters of the third kind’ (o.a. de scene waarin de moeder van Barry – het  jochie dat in de ufo wordt meegenomen – angstig naar de donkere wolken met het blikkerende vuur kijkt). Volgens insiders zijn er in het filmscript heel wat ware vreemde gebeurtenissen verwerkt. Was het dat, wat Mozes eigenlijk meemaakte? (Geschreven door administrator.)

Linken met betrekking tot dit onderwerp
http://www.amazon.com/Search-Mt-Sinai-Bob-Cornuke/dp/0740316826/ref=pd_cp_mov_1
http://www.squidoo.com/mountsinai
http://en.wikipedia.org/wiki/Exodus_from_Egypt
http://en.wikipedia.org/wiki/Close_Encounters_of_the_Third_Kind
Official trailer of ‘Close encounters of the third kind’, (remastered).
http://www.cinemagia.ro/trailer/close-encounters-of-the-third-kind-intalnire-de-gradul-trei-1159/
Close Encounters of the Third Kind; editie november 1977 en versie 1980 flink ingekort. Heel wat scenes zijn eruit gehaald. Er zijn totaal vier versies op de markt geweest. Deze versies varieerden van 132 minuten tot  zo’n 160 minuten. In totaal zo’n 28 minuten aan film materiaal is naderhand verwijderd. Spielberg had spijt gekregen van sommige scenes; zoals het interieur van de vliegende schotel en de te lange scenes van de maniakale Roy Neary (Richard Dreyfuss) die de berg probeert na te bouwen in zijn woonkamer.