Voedsel en Macht: Deel 1

Wie bepaalt wat wij eten? Bepalen we dat zelf of wordt die keuze voor ons gemaakt? En als we het zelf niet zijn, wie bepaalt het dan wel? Wie bepaalt of de Nederlandse consument een product wil hebben of dat het beter geëxporteerd kan worden. Zit er niet een groot verschil tussen ons denken en ons gedrag en zijn we daardoor niet nog makkelijker te beïnvloeden door de macht van de supermarktgiganten? (Geschreven door Saskia de Vries.)

voedsel-macht-2-ill1

Export

In ons land wordt veel voedsel geproduceerd dat enkel en alleen voor de export is bedoeld. Als we alleen al kijken naar het maritieme voedsel: mosselen verkopen we aan de Belgen, inktvis verkopen we aan de Italianen. De spiering uit het IJsselmeer is voor de Fransen en de Spanjaarden. Noorse kreeft die met kratten tegelijk wordt aangevoerd in Den Oever gaat naar Frankrijk en verder naar het zuiden. Wilde oesters worden tot plaag verklaard en wolhandkrabben uit de Waddenzee zijn voor de Chinees. Waarom eten we dit soort producten niet zelf, het lijkt toch zonder de exportkosten een relatief goedkope en smakelijke voedselbron te zijn. Willen wij, de consumenten, het niet eten of krijgen we het simpelweg niet aangeboden en belangrijker: waarom niet?

Mosselen en Oesters

Volgens de Wikipedia is de mossel het meest voorkomende diertje aan de Nederlandse kust. Misschien dat deze informatie wat achterhaald is, want het is een feit dat mosselen de afgelopen jaren van een betaalbaar voedsel voor het volk naar een quasi delicatesse met een peperduur prijskaartje is gegaan. Volgens Aad Smaal, schelpdierenbioloog bij het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek RIVO komt dat omdat er een aantal slechte jaren zijn in de mosselvangst: “Het gaat hier om een natuurlijk proces dat onderhevig is aan ‘ups en downs’. Begin jaren ’90 hebben we zo nog enkele povere seizoenen na elkaar gekend. Wij zijn nog helemaal niet in staat om die voortplanting echt te manipuleren.”

wikip-mosselen-thumb

Illustratie; Wikipedia bestand mosselen

Nou krijgt de Japanse oester daar over het algemeen de schuld van. Hij komt nu voor in de kuststreken van de Benelux en is bezig met een enorme opmars. Hij wordt daarbij geholpen doordat hij het zaad van de mossel, de kokkel en de platte oester uit het water filtert en consumeert. Na de Zeeuwse wateren wordt hij ook meer en meer in de Waddenzee aangetroffen.

Deze oester wordt volgens velen als een plaag gezien, vogels kunnen hem niet eten omdat de schaal te hard is om open te krijgen, hij eet het zaad van de mosselen en andere schaaldieren en wij eten hem niet. Maar waarom eten we hem niet gewoon op, op die manier zijn ze van nut en blijver er minder over die een gevaar zijn voor de populatie van andere schaaldieren. Het zijn namelijk ook nog eens heerlijke oesters, die op meerdere manier bereid kunnen worden en wel 100 gram aan vlees per schaal opleveren.

Zo’n Japanse oester
Heeft u er ooit één in de supermarkt zien liggen? Of bij de visboer? Hoogstwaarschijnlijk niet, want van deze
oester wordt gezegd dat de consument hem niet wil hebben. Hij ziet er niet lekker uit, met al die zeepokken op zijn schaal, dat is tenminste de reden die “Kapitein” Klootwijk van het RVU programma Klootwijk aan zee te horen kreeg. U kunt de uitzending hier bekijken. Maar is dat wel zo? Is het niet eerder zo dat producenten, leveranciers en de levensmiddelenindustrie bepalen wat wij op ons bord krijgen?

Rundvlees

Een ander goed voorbeeld is rundvlees. Vroeger had je als slager te maken met de ‘vierkantstelling’. Die kwam er op neer dat je de hele koe moest zien te verkopen. Was op zaterdag de biefstuk in de aanbieding, dan moesten op dinsdag de stooflappen in de reclame en ging de rest in het gehakt voor woensdag. Want een koe bestaat niet uit alleen maar biefstuk.

De vierkantstelling is achterhaald. Nederlandse koeien worden tegenwoordig in stukken gehakt en over de hele wereld verhandeld. Hollandse biefstukken en riblappen gaan naar Rusland, Zweden, Finland of Egypte, waar er ook maar vraag is. Omgekeerd importeren Nederlandse winkelketens biefstukken en entrecotes uit Ierland en Argentinië. De vierkantstelling is geglobaliseerd.

Waarom eten we onze eigen koeien niet gewoon op? Halverwege de jaren tachtig besloot Albert Heijn zijn rundvlees voortaan uit Ierland te halen. De officiële reden was dat de Nederlandse biefstuk niet aan de kwaliteitseisen voldeed. Op zich zat daar wel wat in. Nederlandse koeien worden gehouden voor de melk. Is een dier niet productief genoeg meer, dan moet een boer inkrimpen. Is een koe lastig, dan gaat ze naar de slachter. Het gevolg is dat Nederlandse slachtkoeien van wisselende leeftijden zijn. De ene koe komt als ze dertien is, de andere als ze acht is. Dat levert andere biefstuk op. In Ierland koopt Albert Heijn zijn vlees bij ossenmesters die al hun dieren slachten als ze anderhalf tot twee jaar zijn. Zo is het vlees altijd hetzelfde.

wikip-spruitkool-thumb

Foto; Wikipedia bestand Spruitkool

Spruiten en Regels

In Nederland moeten de boeren aan erg veel regeltjes voldoen om voedsel te produceren. Dat vinden we met z’n allen erg belangrijk, want je wilt toch het liefste voedsel op je bord waar zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen in zitten. Maar als bijvoorbeeld een Nederlandse spruitenboer zich keurig aan de regeltjes houdt krijgen wij die spruitjes dan ook op ons bord? Het antwoord is nee, dat krijgen we niet. Een tijdje terug was in Nederland een bestrijdingsmiddel tegen ziekten bij spruiten verboden. Daardoor hadden de Nederlandse telers lagere opbrengsten en hogere kosten. Toen haalde bijvoorbeeld Albert Heijn zijn spruiten gewoon in België. De Nederlandse boer wordt steeds meer gewezen op zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hij moet niet alleen voedsel produceren, maar ook zorgen voor het milieu en het landschap. Bij boeren vinden we dat niet meer dan normaal, maar we vragen het vreemd genoeg niet van de supermarkt…

Bij wie ligt de macht?

Om nog een voorbeeld te geven: De fruitsector heeft de macht van de supermarkten aan den lijve ondervonden. Nederland kent van
oudsher een fruitcultuur. Veel fruitrassen (appels, peren, pruimen, kersen) zijn echter verdwenen. Hun plaats is ingenomen door mango’s en kiwi’s uit het buitenland. Voor de supermarkten is dat lood om oud ijzer. Als het goedkoper is om de kersen uit Griekenland te halen dan uit de Betuwe dan doet men dat. Boeren die prachtige oud hollandse kersenrassen telen komen niet meer aan bod. Dat dat een verschraling van de markt is, zal de supermarkten niet zo veel uit maken, de consumenten zullen van de massaproductie en smaakvervlakking uiteindelijk de dupe van worden.

Negatief

Regelmatig staat de consument in de supermarkt voor de keuze: koop ik Elstars of Granny Smith? Zelden wordt die keuze vertaald naar het dilemma: koop ik appels uit de Betuwe of toch maar die uit Nieuw-Zeeland? Toch is de Elstar nauwelijks 100 kilometer onderweg, terwijl de Granny Smith een kleine 20.000 kilometer moet reizen voordat die op de Hollandse fruitschaal ligt. De aanschaf van een Elstar scheelt dus een hoop vervuilend transport. Marktleider Albert Heijn hanteert de stelregel: “Zo dichtbij als mogelijk en zo ver als noodzakelijk’’, aldus een woordvoerster. “De prijs, de kwaliteit en de beschikbaarheid zijn de uitgangspunten voor onze inkopers. En als we iets van ver moeten halen dan doen we dat. Onze klanten verwachten het hele jaar rond het gebruikelijke aanbod in het schap. Daarin gaan wij mee.” Dat de klant ook wil weten waar het product vandaan komt en hoe het geproduceerd is, vergeten ze voor het gemak maar even. Als we het niet weten kunnen we ook de keuze niet maken. De onzichtbare macht die de supermarkten op deze manier uitoefenen op zowel producenten als op de consument is enorm en qua omvang niet te overzien.

Ook andere keuzes van de supermarkten zijn ondoorzichtig, vroeger was het zo dat seizoenproducten zoals tomaten in het topseizoen goedkoper waren omdat er op dat moment een overvloed aan het product te krijgen was, in de seizoenen dat tomaten in mindere mate te verkrijgen zijn, zijn ze dan duurder. Tegenwoordig hebben tomaten het hele jaar door ongeveer dezelfde prijs. De telers verkopen ze wel voor een lagere prijs (in juni bijvoorbeeld kreeg een teler 50 cent per kilo trostomaten, maar lagen ze in de supermarkt nog steeds voor de winterprijs van rond de 4,50 euro), maar de lagere prijzen bereiken de consument niet. Het excuus van de supermarkten daarop is dat door de supermarktoorlog verlies wordt geleden op andere producten en dat  wordt ‘goed’ gemaakt door op deze manier te compenseren. Je vraagt je af wat er zou gebeuren als de tomatenboeren gezamenlijk weigeren om het tegen die prijs te verkopen… Waarschijnlijk worden ze dan gewoon uit het buitenland gehaald voor 10 cent extra, zelfs dan is de winst nog steeds aanzienlijk.
Macht over consumenten, macht over producenten…

In deel twee zullen we dieper ingaan op psychologische manipulatie, de positieve ontwikkelingen, de macht van de consument en hoe we zelf iets kunnen doen door andere keuzes te maken. Bronnen zullen onderaan deel twee komen te staan.

Geschreven en samengesteld door Saskia de Vries