Diep in de jungle van Honduras zijn verbazingwekkende ontdekkingen gedaan. Deze ontdekkingen vonden plaats naar aanleiding van inlandse vertellingen over de verloren ‘Witte stad van de Apengod’. Maar het bleef niet bij een enkele speurtocht naar de ruïnes van een, eens zo florerend, stukje beschaving.
‘’Daar stonden de expeditieleden dan:
volgens hun Lidar beelden bevonden
zij zich boven op een piramide maar
de alles overwoekerende begroeiing
ontnam hen elk uitzicht.’’
De Poorten van de Hel
Diep in de jungle van Honduras, in het muggen paradijs La Mosquitia, lagen onverkende bergketens waar enorm hoge watervallen zich door de nauwe kloven van wel 1,5 km hoge bergwanden wrongen. In het gebied valt wel zo’n 3 meter regen per jaar en de steilheid van het landschap veroorzaakt hier van tijd tot tijd enorme aardverschuivingen. Er leven hier giftige slangen waarvan de tanden met gemak door stevig leren schoeisel kunnen dringen en jaguars sluipen er rond. Er groeien planten met gekromde doornen die doen denken aan grote kattenklauwen: ze scheuren je kleding en vlees aan flarden. Legers giftige rode mieren trekken hier rond om ongewenste binnendringers te verdrijven, bijgestaan door zandvlooien, zandvliegen, roofwantsen, teken, schorpioenen en de gevreesde kogelmieren. Deze wildernis wordt nu vooral geregeerd door cocaïne kartels. Het gebied draagt thans de inlandse naam ‘De Poorten van de Hel’. Diep in deze jungle ligt volgens Indiaanse volkslegenden de ‘Witte stad van de Apengod’.
Eduard Conzemius en het verhaal van de rubbertapper
Rond 1920 verkent Eduard Conzemius (Luxemburgs Entoloog) de Mosquitia regio met een boomkano.
Hij vaart de rivier de Plátano op en als hij gedurende een pauze op een van de rivierbanken zit uit te rusten ontmoet hij een verdwaalde rubbertapper. Die vertelt hem het verhaal over de vreemde ruïnes die hij aantrof diep in de jungle tussen de Plátano en de Paulaya rivier. De ruïnes maken volgens hem deel uit van een grote stad die gebouwd is van witte marmerachtige stenen.
Het dagboek van William Duncan Strong (Smithsonian instituut)
Bij naspeuring in de literatuur werden aantekeningen gevonden die verwezen naar de dagboeken van William Duncan Strong. Hij schreef in de jaren dertig dat in de Mosquitia regio ooit een volk moet hebben gewoond dat niet tot de Maya behoorden. Strong beschreef in zijn geïllustreerde dagboek een aantal vondsten in de Floresta heuvels, de oude steden van Wankibila en Don Quebradas en de Brown site. Zijn beschrijving van de bouwwerken en beelden die hij aantrof worden afgewisseld met tekeningen van vogels, artefacten en landschapstekeningen.
Op jacht naar goud
In de jaren daarna zochten heel wat expedities in het gebied naar de verloren stad van de Apengod of Ciudad Blanca. Maar meestal ging het hen om het goud. Dat was ook het geval met Theodore Morde en Laurence Brown die in 1940 naar Honduras vertrokken om te zoeken naar de verloren stad uit de inlandse verhalen. De stichting die hun expeditie financierde, ontving van de twee mannen het bericht dat ze de stad hadden ontdekt en dat hij lag tussen de Paulaya en de Plátano rivier. Maar zij vertelden dat ze weigerden om de precieze locatie van de stad te onthullen vanwege de mogelijke plunderingen door schatgravers. Ze vertelden ook dat ze in de kreken en kanalen die door stad liepen, rijke afzettingen van goud, zilver en platina hadden gevonden en de Amerikanen smulden van het verhaal. Achteraf bleek dat ze helemaal geen ruïnes of artefacten hadden gevonden. Ze waren zelfs niet binnen de 60 km van het desbetreffende gebied geweest! De oorlog van 1940-1945 brak uit, het verhaal raakte in vergetelheid bij de onderzoekers.
Steve Elkins, Steve Morgan en Spiegel TV Duitsland
Het is inmiddels 1994 als Elkins en Morgan over de nog onontdekte ruïnes horen. Ze zijn beiden erg geïnteresseerd in archeologie en organiseren een expeditie die zij laten sponsoren door Spiegel TV. Ze vertrekken naar Honduras, schieten wat filmbeelden in Copan en vliegen vervolgens naar Placious aan de Musquitia kust. Vandaar trekken ze met 12 m lange kano’s het regenwoud in op zoek naar de ruïnes. Maar het enige dat ze vinden is een grote kei in een rivierbedding met daarop de beeltenis van een man met hoofdtooi die zaden uitstrooit over een akker. Ze keren met lege handen terug in het besef dat zomaar ronddwalen door de uitgestrekte jungle totaal geen zin heeft.
Sam Glassmire en de stenen beelden
Op een dag wordt het tweetal voorgesteld aan een zekere Sam Glasswire die beweert dat hij op een van zijn expedities in de verloren Apengod stad is geweest. Hij vertelt hen dat hij drie onderzoek expedities had geleid in de jaren ‘50 om goud houdende sedimentlagen te zoeken.
Tijdens zijn eerste expeditie had hij al veel vertelsels over de stad vernomen van de inlanders. Zij vertelden: ‘Voor de Conquistadores kwamen, was Ciudad Blanca nog een prachtige stad, maar de goden werden boos en rampen deden zich voor in de regio. Daarop vluchtten de bewoners weg en zij lieten alles achter. Sindsdien is de stad verboden gebied en komt er niemand meer‘. Sam vertrok met zijn expeditie naar het desbetreffende gebied en nam Indiaanse gidsen mee. Zij brachten hen naar een erg bergachtig gebied, vol steile hellingen. Te midden van die steile bergen vonden zij uiteindelijk de stad. Bij die expeditie vielen vier doden: twee mensen stierven door slangenbeten en de andere twee werden ernstig ziek.
Infrarood opnamen vanuit de Space Shuttle
Steve Elkins noemde Sam’s locatie later Target 4 of T4 en tekende het gebied in op de kaart die hij inmiddels had laten maken bij Ron Blom van het Jet Propulsion Laboratory. Blom en zijn team analyseerden de infrarood satellietbeelden van de Mosquitia area die vanuit de Space Shutttle waren gemaakt. Ze vonden in het gebied een aantal structuren die onmogelijk op een natuurlijk manier konden zijn ontstaan. Ze noemden dat gebied Target 1. Het gebied lag in een, met steile bergwanden omgeven, vallei en er stroomden twee kleine rivieren door, die via een nauwe kloof uit de vallei stroomde. In de vallei lag een L-vormige structuur met een lengte van zo’n 600 m. Target 1 was nog niet verkend gebied en de mannen stonden echt te popelen om op expeditie te gaan. Maar orkaan Mitch strooide roet in het eten en Honduras werd daarop ook nog getroffen door een bestuurlijke chaos. Steve Elkins zette de speurtocht naar de witte stad op de wachtlijst en richtte zijn aandacht op de schat van Lima, ook wel de ‘Cocoseiland-schat’ genoemd. Tien jaar later was hij 59 jaar geworden en had hij duizenden dollars uitgegeven aan de onvindbare schat van Lima.
LIDAR Technologie
Inmiddels had de LIDAR Technologie zijn intrede gedaan en Elkins las er een artikel over. Hij besefte maar al te goed dat dit de techniek was die hij nodig had voor zijn Mosquitia probleem. President Lobo van Honduras toonde zich enthousiast over het voorgestelde LIDAR Project en Elkins vertrok naar Houston om contact op te nemen met het National Centre for Airborne Laser Mapping (NCALM) van de Universiteit van California, Berkeley. Hij legde hen uiteindelijk het plan voor om vier ‘Target’ gebieden met een totale grootte van 130 vierkante km in kaart te brengen.
T1 was 50 vierkante km groot en aldus selecteerde hij nog drie gebieden. T2 was een diepe vallei omringd door steile witte kalksteen wanden, T3 leek veel op T1 en had grote open plaatsen. Het gebied was omgeven door steile bergwanden. T4 was het gebied waar Sam Glassmire zijn beelden vond. Hij vroeg om satellietbeelden van het gebied van Sam, maar hij constateerde weldra dat het gebied duidelijke sporen van illegale ontbossing vertoonde en vermoedde dat de historische stukken nu vast wel via de zwarte markt zouden zijn verkocht aan rijke verzamelaars. Daarom streepte hij T4 met een somber gezicht van zijn lijstje.
Unesco en het Rio Plátano Biosphere Reserve
In 1994 vertelde George Haseman (hoofd van de Hondurese regering) dat er aanwijzingen waren dat alle grote archeologische sites in het Mosquitia gebied mogelijk deel uitmaakten van een nog onontdekt cultureel centrum. In 1980 verklaart Unesco het gebied tot Biosphere Reserve en zet het 2 jaar later op de Werelderfgoedlijst. Dat was een mooi streven, maar helaas was er geen toezicht en controle in het gebied, zoals dus nu bleek bij Target 4. Verdere naspeuringen omtrent T4 brachten aan het licht dat de bomen in het gebied waren gekapt ten gunste van veehouders die hun koeien er lieten grazen en het vlees doorverkochten aan McDonalds in Noord-Amerika! Toch lagen de gebieden die Elkins op zijn lijstje had gezet allemaal in of vlak bij het Unesco Tawahka Asagni Biosphere Reserve en het Rio Plátano Biosphere Reserve.
Op naar de Targets
De vergunningen voor het maken van de LIDAR beelden kwamen in oktober 2010 binnen maar de situatie in het land was te gevaarlijk. Pas op 28 april 2012 verzamelden de expeditieleden zich in Houston en vlogen vervolgens naar het eiland Roatan. Hun Tagerts lagen vandaar uit op slechts 1 uur vliegen. Aan boord van hun geronselde Cessna bevond zich nu de LIDAR apparatuur en het NCALM stuurde ook nog 3 excellente deskundigen naar Roatan. Op 1 mei was het dan zover: vanaf het vliegveld vertrok de Cessna Skymaster -met een ‘overvlucht-vergunning’- en aan boord bevond zich natuurlijk LIDAR apparatuur. Op de aangegeven locaties scande de apparatuur door middel van (laserstraal) pulsen de ondergrond. De LIDAR pulsar schoot 125.000 infrarode pulsen af per seconde en scande de targets T1, T2 en T3. Daarbij mat de apparatuur de tijdvertraging van de terugkerende laserpulsen en de beelden begonnen zich te vormen. In T1 toonde de beelden waarop twee bijna vierkante objecten aan de rand van terrein -met duidelijk vierkante vorm- duidelijk te onderscheiden waren.
Holy Shit!
Het was op 5 mei dat William Carter (NCALM) de volledige T1 beelden-reeks onder ogen kreeg en hij was met stomheid geslagen want hij zag iets dat op een piramide leek en daarnaast ook nog een plaza met gebouwen. Maar daar bleef het niet bij want het ene object na het andere rolde over zijn scherm en langzaam maar zeker ontvouwde zich het beeld van een complete stad!
We zitten hier pas op de helft van het boek want in de periode die daarop volgde, werden de diverse expedities ondernomen om de met LIDAR verkende gebieden ook in levende lijven te kunnen bewonderen. De schrijver vervolgt met zijn verslag van de expedities naar grotten met vreemd langgerekte schedels die bedekt waren met calciet kristallen, de ceremoniële geschenken die erbij lagen uitgestald, over de plunderingen die daarna plaatsvonden door schatgravers, over de ziekten in de regio en de behandeling van een ziek geworden expeditielid.
Goed spannend boek? Zeker weten, maar er is zo veel informatie in verwerkt dat je er echt even voor moet gaan zitten. Niet echt een boek dus dat je in een avondje uitleest, maar absoluut de moeite waard. Tip voor mensen die niet echt van verhalen over tropische ziekten houden: sla de wetenswaardige info (in het laatste hoofdstuk van het boek) gewoon over.
Tot slot
Hoe kon zo’n beschaving ten onder gaan? We moeten ons vooral afvragen waarom koningen en edelen totaal geen oog meer hadden voor de slopende problemen die hun samenleving ondermijnden. Hun aandacht was gericht op het korte termijn probleem: hoe zij zichzelf konden blijven verrijken en hun oorlogsmacht konden blijven versterken. Onbezonnen prestigieuze bouwprojecten versnelden de ontbossing, grondverlies door erosie en verzanding verminderde de opbrengsten van de voorheen vruchtbare bouwgronden. Dit ten koste van de boeren en gewone handwerkslieden die door verarming, vatbaarder werden voor ziekten. Daarop gingen ze over tot roof- en plundertochten en haalden nieuwe arbeiders (slaven eigenlijk) van verafgelegen streken naar hun steden om de verzwakte onderlaag van hun bevolking te kunnen vervangen, maar zij veranderden hun buitensporige leefpatroon niet, hun gewisse ondergang inluidend. De gewone bevolking trok weg om er nooit meer terug te keren en verschansten zich in verafgelegen haast onbereikbare junglegebieden. Ziektekiemen van hun nog totaal onbekende virussen, meegebracht door de Spaanse veroveraars, gaven nog een extra genadeslag. Hun beschaving ging ten onder en hun steden werden al snel in beslag genomen door jungle planten en tal van levensbedreigende diersoorten.
Boek: De verdwenen stad – Een waargebeurde expeditie. Geschreven door Douglas Preston, Originele uitgave: The lost city of the Monkey god, 2017. Nederlandse uitgave uitgegeven door Uitgeverij Luitingg-Sijthoff, 2017. Vertaling door Henny van Gulik, 320 pp. (Boekrecensie door administrator.)