In het schemerige, geheimzinnige oerwoud van de Kongo leeft een bijzonder Pygmeeënvolk tezamen met een vreemd mythisch wezen, afkomstig uit een wereld ergens buiten het woud…
Wanneer het vreemde dier aanwezig is in het woud, hoor je de olifanten wild trompetteren en op sommige nachten zelfs de luipaarden angstig grauwen. Het zijn die nachten dat de mannen, de vrouwen en kinderen naar hun veilige hutten sturen en zelf plaats nemen rondom hun kampvuur. Het wezen laat zich alleen wat afschrikken door het vuur terwijl het gezang van de mannen, de vreemde bezoeker wat lijkt te kalmeren. Wanneer het wezen het woud bezoekt, komen alle gezinnen in het donkere woud bijeen en bieden het veel voedsel en drinken aan, want doorgaans heeft het een enorme honger. Colin Turnbull hoorde van zijn bestaan en reisde af naar hun oerwoud wereld om wat meer aan de weet te komen over hun vreemde gast uit de grijze voortijd.
De pygmeeën zijn een erg oud volk waar Homerus al over berichtte. Hij schreef over de slag die ooit plaatsvond tussen de kraanvogels en de Pygmeeën. Zelfs de oude Egyptenaren van de vierde dynastie schreven al over hen want zij stuurden een expeditie naar het duistere woud rond zo’n 2500 jaar voor Chr. In het graf van Farao Nefrikare vond men het verslag van overste Herkouf die een groot woud ten westen van de Bergen van de Maan was binnengegaan en daar de wonderlijke kleine mensen tegenkwam. Zij zongen toen al hun liederen en dansten voor hun vreemde bezoeker uit die andere wereld.
De weg naar hun kamp was verraderlijk gevaarlijk, schreef Colin, want het voerde langs moerassen en over boomstammen en stenen die erg glad zijn. De planten in hun wereld kunnen ook erg giftig zijn en natuurlijk zijn dodelijke paddenstoelen in die natte wereld ook overvloedig te vinden. Maar de kleine mensen van het woud kennen hun wereld en weten wanneer de termieten uitzwermen, waar je eten kunt vinden en welke vruchten en wortels je veilig kunt eten. Ze worden niet langer dan zo’n 1,35 meter maar hebben een sterk en taai gestel. Dankzij hun geringe lengte kunnen ze ontzettend snel en geruisloos door het woud rennen en je kunt wel stellen dat zij de meesters van het woud zijn want zij kennen hun vreemde wereld echt door en door.
Toen Colin in hun kamp aankwam was alles rustig en vredig, maar in het kamp werd die middag druk beraadslaagd of het vreemde dier moest worden opgeroepen, want dat moet nu eenmaal in de zoveel tijd. ’s Avonds na het eten zette een groep mannen zich rond hun vuur en zij begonnen hun liederen te zingen. Na een poosje scheen het Colin toe alsof hij hun lied hoorde weerkaatsen in het donkere woud en niet veel later hoorde hij de grommende geluiden van de wilde dieren. Het leek daarbij wel alsof er een vreemd dier rond hun kamp sloop. Wonderlijk genoeg zongen de mannen gewoon door alsof ze helemaal niets in de gaten hadden. Ze leken als in trance naar de vlammen van kun kampvuur te staren. Even later klonk er van dichtbij een vervaarlijk luipaard gegrom. Het was ook net rond het tijdstip dat luipaarden er rondsluipen, op jacht naar prooi.
Het was die avond volle maan, maar toch was het in het woud aardedonker. Alleen van heel dichtbij kon hij de gestalten van de kleine mensen onderscheiden van de bomen. Bij de kleine kreken en riviertjes die door het woud stromen, weken de bomen even uiteen als om hem een blik op de hemel te gunnen. Niet veel later werd de nacht verscheurd door het plotselinge getrompetter van een kudde olifanten die overal rondom het kamp leek rond te dwalen. Toen plots, klonk het getrommel van de hoeven van de waterbuffels en klonk hun wilde gegrom door het woud. Een duif liet geschrokken zijn klaaglijke gekoer horen: de Molimo bezocht hun woud. De mannen verzamelden zich rond hun kampvuur en stuurden vrouwen en kinderen naar hun hutten. Ze begonnen hun liederen te zingen en gooiden nog wat houtblokken in de vlammen. Maar het was alsof hun gezang niet alleen het vreemde wezen naar het vuur lokte. Het riep ook nog iets anders op uit het oude duistere woud, want hun gezangen werden ernstiger en krachtiger en de spanning steeg zichtbaar. ‘’Spoedig zul je dingen zien waar je nog nooit van hebt gehoord en die je nog nooit hebt gezien.” Begon één van de oudere pygmeeën, “Dan zul je dingen begrijpen die ik je nooit kan vertellen. Maar je moet wakker blijven want misschien zie je ze maar een keer!”
In de dagen daarop gingen de krijgers veel op jacht, want de Molimo is een grote eter. Daarbij was het ook erg belangrijk dat de vrouwen voldoende hout verzamelden om het vuur goed brandende te kunnen houden. Het vuur is voor de pygmeeën een van de kostbaarste geschenken van het woud. “Wij zijn de kinderen van het woud,” lichtte een pygmee hem toe, “alle dieren kennen wij en we zijn voor hen niet bang, maar de Molimo wekt bij ons groot ontzag.”
Toen kwam die avond dat de Molimo hun kamp bezocht en er wild begon rond te rennen. Colin wist niet goed wat hij nu zag want de vreemde bezoeker leek wel overdekt te zijn met bladeren! In de verte trompetterden olifanten en grauwden de wilde dieren. Hij hoorde buffels weg draven, dieper het woud in.
Colin Turnbull doet in zijn boek ‘Kinderen van het Ituriwoud’ een verbazingwekkend fascinerend verslag van zijn belevenissen gedurende het aantal jaren dat hij bij de pygmeeën woonde en laat ons kennismaken met de magische wereld waarin zij leven en waarin het kwaad geen plaats had. Een boek dat je gewoon gelezen moet hebben! Een boek dat je niet meer weg kunt leggen, als je eraan begonnen bent.
(Geschreven door administrator)