Verkenningen van het paranormale Deel 8; Vreemde plaatsen

Soms gebeuren er vreemde dingen waar we geen logische verklaring voor kunnen geven. De verhalen over die gebeurtenissen gaan vaak over van generatie op generatie en maken deel uit van de cultuur en het geloof van de plaatselijke bevolking. Hoewel sommige verhalen afkomstig zijn uit gebieden die ver van Nederland af liggen, vertonen die vertellingen toch heel herkenbare elementen die ook in onze oude volksverhalen voorkomen.


Avondrood met oude palm. Foto; Nico W.

Om de oude vertellingen over vreemde raadselachtige gebeurtenissen niet verloren te laten gaan, hier een aantal verhalen uit Indonesië, Nederland, Frankrijk, Australië en IJsland. Voor onze kinderen en kindskinderen; enkele vertellingen zoals ze nog (en hopelijk nog voor heel lang) worden verteld.

Indonesië; Seram
Molana; het eiland van de voorouders. Vlakbij het dorp Haria op het eiland Saparua, ligt het vooroudereiland Molana. Onze voorouders woonden zo’n negen generaties lang op dat mooie eiland. Onze families hadden wel negenennegentig namen en die namen stonden op de palen vlakbij onze gemeenschapshuizen. Die gemeenschapshuizen stonden in de dorpen van ons volk. Het eiland was groter dan het eiland Texel en er groeiden: patatas, cassave, klapperbomen, kruidnagel, nootmuskaat, kaneel en nog meer specerijen en groenten. Al voor de 2e wereldoorlog hadden onze mensen het eiland verlaten en woonden zij sindsdien op het eiland Seram. De mensen van onze families bezochten soms het eiland Molana overdag om de bomen en planten die er staan te verzorgen maar een paar honderd jaar lang was het eiland verder onbewoond. Toen de 2e wereld oorlog woedde, bezetten de Japanners ons land en ook het eiland Molana; ze werden er ziek en stierven er vrijwel allemaal. Daarna stichtten de Japanners op ons vooroudereiland Molana een Lepra kolonie en aan het einde van de oorlog verlieten die weinige overlevenden het eiland. Sinds het einde van de 2e wereld oorlog komen er geen vreemde mensen meer op Molana want er gebeuren soms onverklaarbare dingen op ons oude eiland.

De verplaatste visser
Op een dag was een van onze mensen op het eiland om er te vissen. Hij had onze voorouders om toestemming gevraagd en had verklaard aan hen wat hij er kwam doen. Door het vissen was hij de tijd vergeten en het begon al donker te worden. Daar het te laat was om nog terug te keren, besloot hij er te blijven slapen. Hij zocht een slaapplaats langs een weggetje vlakbij de zee en weldra was hij in diepe slaap. Toen ’s morgens de zon opkwam en hij wakker werd, was hij verbaasd want iemand had hem opgenomen van zijn slaapplaats en hem wel ruim vijf meter verderop weer neergelegd. Op het eiland wonen de Moyang (vooroudergeesten) en zij hadden hem verplaatst naar een veiliger plaats.

De bloedende Rotan planten
Op het eiland groeien ook Rotan planten en het vreemde aan die planten is, dat wanneer je ze kapt, het sap echt rood is in plaats van gewoon doorschijnend kleurloos. Je zou denken dat er ijzer in de grond zit en dat dachten de Japanners ook in de oorlog van 1940 toen ze op ons eiland waren. Maar toen ze probeerden om het ijzererts te winnen uit de grond van het eiland, werden ze allemaal ziek en stierven er. Van hen heeft geen het overleefd.

De hond die dood neerviel
Op het eiland leven natuurlijk ook gewoon vogels. Zij vliegen rond en zitten in de bomen. Maar de slangen op het eiland gedragen zich er vreemd; de Cobra’s zitten vaak allemaal op maar één plaats bij elkaar alsof ze steun zoeken bij elkaar. Op een dag was er een vrouw die haar hond meenam naar het eiland. Ze liet het dier vrij rondlopen maar na een meter of tien viel het arme beest plotseling dood neer. Toch was er toen geen slang in de buurt en was de hond echt niet door een van hen gebeten.

Het eiland loopt van laag naar hoog en heeft aan een zijde een rotswand van wel zo’n twintig meter hoogte. Onze mensen hebben er stukjes grond waar zij hun kruiden en groenten verbouwen en we komen er meestal alleen overdag. Wij weten dat je geen honden of varkens moet meenemen naar het eiland; je mag namelijk niet je behoefte doen op het eiland (dat mag alleen op het strand, in het zeewater) en bovendien moet je er geen herrie maken. De slangen op het eiland bijten ons nooit; zij bijten alleen de vreemdelingen die er niet op bedacht zijn.


Avond aan het strand. Foto van fotograaf Nico W.

De vreemde golf
Het gebeurde op een keer dat een zakenman uit Seram met zijn handelsboot naar Ambon voer om er kruidnagel, nootmuskaat en andere specerijen te verkopen aan de Chinezen. Hij vaarde door de Seram Zee langs Molana in de richting van Sapara en Ambon, toen zijn bemanning hem naar het leven stond en hem overboord gooide. In de Seram Zee zwemmen mensenhaaien en de man dobberde voor drie dagen en nachten angstig rond in die zee. Gedreven door knagende honger at hij op de tweede en derde dag delen van zijn hemd op en zijn toestand was eigenlijk hopeloos. Op de derde dag kwam de uitgeputte man een drijvende boomstam tegen en hield hij zich bovenwater met behulp van die boomstam. Hij kreeg de hoge steile kust van Molana in zicht en met de kracht van de wanhoop zwom hij in de richting van de steile rotswand. Vanuit de zee bekeek hij de steile klif en vroeg zich af hoe hij in ’s hemelsnaam op de hoge grond kon komen. Toen kwam er uit het niets een hoge golf die hem plotseling optilde; het water wierp hem zomaar op de hoge kustwand. De uitgeputte man verloor het bewustzijn maar toen hij weer wakker werd, lag hij inderdaad op de hoge grond langs de steile afgrond van de hoge klif. Een van de mannen van onze families was op het eiland om de bomen en gewassen te verzorgen toen hij de uitgeputte man zag liggen.

“Hoe kom je hier in deze toestand, en wel op deze plaats?” Ondervroeg deze hem. Maar de uitgeputte man had geen betere verklaring dan de hoge vreemde golf die hem op de kust had gesmeten. Vol ongeloof vertelde onze man hem dat er helemaal geen hoge golven waren geweest die dag: het weer was kalm en de zee was rustig. Zo pratend over die vreemde gebeurtenis die dag, kreeg de drenkeling wat kokossap maar de uitgeputte man begon te kokhalzen en de deeltjes van zijn hemd kwamen weer uit zijn maag. Daarna herstelde de uitgedroogde man langzaamaan totdat hij uiteindelijk ook delen van het Kokos vruchtvlees binnen hield. Na zijn terugkeer op Seram werden de criminele bemanningsleden van zijn handelsboot weldra gearresteerd en werd zijn achterhaalde vracht specerijen weer aan hem teruggegeven. Het verhaal van de raadselachtige supergolf is nog steeds niet te verklaren; die dag was de zee kalm, het stormde niet en er was geen aardbeving in het gebied geweest.

De vreemde lichten van Elpaputi
Aan de kust van het Eiland Seram ligt de baai van Elpaputi. Zeven generaties geleden was die baai er nog niet en bevond de zee zich veel verderop. Op die plaats lag een groot dorp met wel 8000 bewoners. Op een dag dreunde en kreunde de grond en de zee sloeg over het land, zijn bewoners meesleurend in het kolkende water.

Als je er nu rond vaart met stil water; dan kun je nog de huizen van de verdronken mensen onder water zien. Soms zie je er lichten s’nachts op het water. (Vertelling van een ooggetuige;) “Ik heb het licht zelf gezien toen ik klein was. Met mijn vader was ik vissen bij de baai van Elpaputi toen rond twaalven ’s nachts een licht verscheen op het water. Het licht was als van een boot met een lantaarn maar toen we dichterbij wilde varen, verwijderde het licht zich en verdween uiteindelijk geheel. Mijn vader wist al wat het was en vertelde mij toen over de verdronken mensen van de baai.”


Palmboom met vruchten. Foto van fotograaf Nico W.

De vlucht naar Amahei
Bij de baai van Elpaputi ligt nu het vliegveld Amahei (van de Shell op Seram). Dat vliegveld wordt gebruikt door de oliemaatschappij voor vluchten van Amahei naar Bulla, waar een olieplatform van hen staat. Op een avond gebeurde het dat vanaf het olieplatform een vlucht terugkeerde naar Amahei. In de toren van de verkeersleider kwam stem van de piloot helder door; de piloot meldde dat hij de lichten van Amahei al zag in de verte en hij stond op het punt om de daling in te zetten. De verkeersleider gaf akkoord en wachtte geduldig op de komst van het vliegtuig maar het wachten veranderde van minuten in nog meer minuten die zich aaneen regen tot een uur…De gealarmeerde hulpdiensten begonnen met hun zoektocht maar vonden geen spoor van het verdwenen vliegtuig. De jaren regen zich aaneen zonder dat er ook maar een spoor van het vliegtuig werd gevonden. Nu onlangs heeft men het vliegtuig eindelijk gevonden – daar in het water van de baai van Elpaputi; daar ligt het in het water vlakbij het verdronken dorp…Waren het de vreemde lichten van Elpaputi die de piloot in de veronderstelling brachten dat hij de landingsbaan van het vliegveld Amahei in zicht had?

De Trommelrotsen van Umel
Heb je wel eens gehoord van de Trommelrotsen van Umel? De plaats is heilig en je moet er zeker niet zomaar naartoe gaan. De rotsen lijken echt op trommels maar het vreemde is dat men ook soms de trommelgeluiden hoort daar. Als je goed luistert naar het geluid, dan hoor je vreemde stemmen die spreken in het bruisen van de rollende golven en de trommelende geluiden die zij maken op de rotsen. Je kunt er de stemmen horen van de Moyang (vooroudergeesten) die je vertellen wie er sterven zal. Vroeger, zo vertellen onze voorouders, waren de rotsen machtiger en groter. Maar het water van de klotsende zee verweert de rotsen langzaamaan. Toch hebben de rotsen hun werking niet verloren. Hun roffelende stemmen klinken nog steeds door de bruisende branding heen. Ze kunnen je in trance brengen en dan zal je hun stemmen zeker kunnen horen. Deze plaats moet je niet onbedachtzaam betreden en zeker niet alleen.


Exotische boom met vruchten. Foto van fotograaf Nico W.

De stenen die niet weg wilden
Het was bij de Trommelrotsen dat de bemanning van een piratenschip ooit stenen van de kust haalde als ballast voor zijn lege ruim. Maar de rotsen wilden zich niet laten meenemen naar verre vreemde kusten. Hoe zeer het zeil ook bolde en hoe hard de roeiers het ook probeerden; de boot lag vast alsof hij aan een onzichtbaar anker vastzat. Een dag passeerde en de nacht ging voorbij maar het schip lag vast en wilde maar niet van zijn plaats. Het was ergens de volgende dag of misschien nog wel een dag later dat mannen van onze families de piratenboot – die maar niet van zijn plaats wilde vertrekken – opmerkten. Ze voerden op het schip toe en hoorden het vreemde verhaal van zijn bemanning over de stenen in het ruim aan. “Als je wilt vertrekken moet je de rotsblokken terugbrengen naar daar, waar je ze hebt gehaald” zeiden wij. Toen brachten zij de stenen naar de heilige plaats terug en konden gewoon vertrekken. Wij hebben die piraten nooit meer daar gezien.

Nederland; de Veluwe
Boven het land van Maas en Waal staan de heuvels en de dalen van de Hoge Veluwe. Het landschap is er oud en dankt zijn ontstaan aan de machtige gletsjers die vanuit het Hoge Noorden; modder, zand en keien meevoerden. Het smeltwater van de gletsjers stroomde zomers door de dalen en ’s winters droeg het kruiende ijs; machtige brokken graniet met zich mee en maakte daarmee een dam van zand, modder en stenen. Die dam duwde langzaam maar zeker de heuvelrug op tot het hoogste deel van ons lage land.

Lang geleden
Lang geleden vonden de gezinnen van de Bataven, Angelen, Saksen, Angel-Saksen, Friezen, Kelten en nog meer volkeren hun weg naar het lage land en bevolken sindsdien de oevers van rivieren, zee en binnenzee. Ze woonden in het heuvelland van de Veluwe en visten langs de kusten van Zee en IJsselmeer (voorheen Zuiderzee). De jagers en de vissers bouwden hun dorpen langs de rivieren, bij de vennen en de beekjes. Ze woonden bij de moerassen en verkenden de gebieden. Voor die tijd kon je zelfs nog van hier tot in Engeland lopen. In de dalen van het land waren kolken en er lagen heidemeertjes. Langs de vennen groeiden het wollegras en langs de randen groeide de dophei. Er groeiden wilgen, kruipwilgen en zonnedauw. Op de heuvels groeiden welig; den, eik, kastanje, berk, esdoorn, bosbessen, bramen en veel meer.

Het Kleine Volkje en hun aanverwanten
Die eerste tijd ligt nu ver terug maar op de Hoge Veluwe en bij de moerassen en de vennetjes in de dalen, daar waar het gevaarlijke drijfzand ligt, woont nu nog steeds het Kleine Volkje (ook wel Kabouters genoemd), tezamen met de Elfen en de Witte Wieven van het moeras. Die Witte Wieven (witte vrouwen), schoon en verleidelijk als zij zijn, hebben ze al menig man meegelokt naar het diepe zuigende moeras. ’s Avonds in het schermerlicht van maan en sterren dwalen zij er rond en dragen lichtjes met zich mee. Een ieder die hun lichten volgt zal jammerlijk verdwalen.

Over de oude handelsweggetjes van lang gelee trekt nog als vanouds zo af en toe het Kleine Volkje. Regelmatig lopen zij in lange rijen over de oude handelswegen van ons land in de richting van het noorden. Vreemd genoeg gebruiken zij in het noorden van ons land die wegen waarover de oude Hessen heel vroeger vanuit Duitsland naar het Noorden trokken. Hun trektocht duurt vaak drie dagen en drie nachten lang. Ze trekken vanuit het zuidwesten van ons land, naar het noordoosten tot zij in het Hoge Noorden van Denemarken en zelfs Noorwegen aankomen, waar zij door sommigen ook regelmatig worden gezien op hun trektocht.

Het is een soort van Helderziendheid
Maar het vreemdst van alles is dat niet iedereen ze kan zien. Het zien van het Kleine Volkje en hun aanverwanten is een soort van helderziendheid waar jij je maar beter niet al te zeer in moet verdiepen. Ze behoren tot de bovennatuurlijke verschijnselen die komen en gaan zoals het aanzwellende licht van de maan of het komen en gaan van de seizoenen; geheel natuurlijk en zoals vanouds. Graaf je langs of in de oude paden die zij betreden op hun trektocht, dan vind je altijd wel een oude pijlpunt of een oude vuistbijl, een oude boerderij, een oude waterput of vuurplaats.

Het is op dit soort plaatsen dat je bij het volle maanlicht de Elfen kunt zien dansen of het Kleine Volkje kunt zien spelen. Maar kijk uit voor de ‘Witte Wieven’ van het moeras en verstoor maar beter niet het Kleine Volkje en de Elfen; wanneer je hen verstoort zijn ze namelijk niet meer te vertrouwen. Ze houden van een ongerepte natuur, schone grond en stilte. Het is treurig om te zien hoe zij soms plotseling wegtrekken als ergens hun rust wordt verstoord door zware bulldozers en ander zwaar materieel. In lange rijen trekken zij dan weg op zoek naar daar; waar wilde bomen, struiken en kruiden nog rustig kunnen groeien. Daar waar de beekjes nog rustig kabbelen en waar de herten nog in groepen rustig rondlopen.

Het wegtrekken van het Kleine Volkje
(Algemene Hollandse vertelling:) Zo was het ook gegaan op die avond, toen de kat van de buren krijste en een dikke staart maakte tegen iets onzichtbaars op het oude pad, dat zich langs de oude woning slingert in de richting van het grote bos. Hij klom met zijn scherpe nagels in een hoge boom en tuurde het pad af naar de bocht. Verwonderd om zijn vreemde gedrag liep ik naar het oude pad dat zich langs het huis slingert en speurde het af. Ik volgde de bocht en toen was het dat ik hen zag; het Kleine Volkje. In lange rijen liepen zij met verdrietige gezichten in de richting van het nog rustige grote bos. In het bos verzorgen zij de bomen en de planten en altijd bekommeren zij zich om de gewonde dieren. Hun kleding die nacht was als van geweven zilveren wolken, met hier en daar een donkere kreukel. Sommigen hadden een baardje en anderen hadden kleine baardloze gezichtjes. Hun rust was verstoord door de komst van een nieuwe grote woonwijk. Verstoor je hun rust dan komen ze wel eens in je huis. Soms kunnen zij je behulpzaam zijn maar soms ook zie je ze liever weer vertrekken. Het komt wel voor dat het Kleine Volkje al te zeer gehecht is aan de grond en zij er niet willen wegtrekken. De kans is dan groot dat je door hen wordt geplaagd. (Bron van deze vertelling- onder andere; A. Gerding-Le Compte ‘Kabouters, Gnomen en Fantomen’)

IJsland; Akureyri
De strijd van het Kleine Volkje
Ook in IJsland worden zulke verhalen verteld over het vreemde Kleine Volkje en hun aanverwanten. Toen men in 1962 de nieuwe haven van Akureyri wilde aanleggen kregen de arbeiders met ongekende vreemde problemen te maken. Als eerste wilde men de rotsen opblazen maar de apparatuur weigerde telkens weer. Arbeiders liepen alsmaar verwondingen op of werden plotseling ziek. Na heel wat tegenslagen kwam men in contact met een jongeman die beweerde dat het kwam door de Elfen in de buurt; hij vertelde dat de Elfen verdrietig waren omdat de rotsen werden opgeblazen en zij daarin woonden. De jongeman stelde voor om te bemiddelen tussen het gemeentebestuur en de Elfen en dat werkte; na de bemiddeling gebeurden er geen vreemde ongelukken meer, werkte de apparatuur weer zoals het hoorde en kon de haven worden aangelegd. Maar dat was niet de laatste keer dat het Kleine Volkje probeerde om hun land te verdedigen. Toen men in 1984 in het gebied een nieuwe weg wilde aanleggen, werden de arbeiders opnieuw geplaagd door uitvallende apparaten. Bulldozers gaven er de brui aan, andere machines weigerden ook dienst en de arbeiders werden weer massaal ziek. (Bron van dit verhaal; Charles Berlitz – ‘Vreemde verschijnselen’)

Australië; zuid-westelijk Queensland
De spooklichten van Min Min
Al meer dan vier generaties spookt het ook ten Oosten van Boulia: van tijd tot tijd ziet men er vreemde dwaallichten die je zelfs kunnen achtervolgen. De plaatselijke bevolking heeft de lichten genoemd naar de oude plaats met een plaatselijke kroeg annex postkantoor dat vroeger veel bezocht werd. Een van de verhalen over de vreemde lichten speelt zich af in1912;

Toen Harry Lamond nog een kleine jongen was zat hij bij zijn vader op een paard. Op de weg verderop zagen zij een licht dat zij dachten te herkennen als het licht van de koplampen van een auto. In die tijd reden er nog niet zoveel auto’s op de weg, maar zeldzaam waren ze ook niet. Het zien van licht op de weg wekte dus geen verbazing. Maar bij het doorrijden op de weg – in de richting van het licht – begon het licht hen flink te verbazen. Het licht splitste zich niet op in twee koplampen van een auto, zoals hun verwachting was, maar bleek een zwevende lichtbol te zijn die boven de weg zweefde. Het licht kwam langzaam op de te paard gezeten Lamonds toe en passeerde hen daarna op een afstand van zo’n 200 meter. Plotseling begon het licht te vervagen en doofde langzaam zoals het uitgaan van een oude lamp met gloeidraad.

Een veehandelaar vertelde over de zelfde plaats het volgende: Toen de hij op een donkere bewolkte avond van Warenda Station naar Boulia reed en hij het oude kerkhof passeerde, hing er boven het midden van de begraafplaats een vreemd oplichtende gloed. De vreemde gloed voegde zich aaneen tot een lichtbol met de grootte van een flinke watermeloen. Een korte tijd bleef de lichtbol boven de graven zweven maar begon zich toen in de richting van Boulia te bewegen. Het vreemde licht volgde de verbaasde veehandelaar helemaal tot in de stad, waar het licht plotseling verdween. Nog steeds komt men daar van tijd tot tijd de lichten van Min Min tegen. (Bron van dit verhaal; Charles Berlitz -‘Vreemde verschijnselen’)

Frankrijk; Mons
Het leger van de Engelen van Mons
Het was op 26 augustus 1914 dat de verslagen Britse strijdkrachten zich bij Mons in Frankrijk bevonden, waar ze zich moesten verweren tegen een overmacht aan Duitsers. Opziend tegen een overmacht van 1 Brit tegen 3 Duitsers zagen zij zich gedwongen om zich op te maken voor de terugtocht. Voor de Britten dreigde niets anders dan de volle nederlaag en daar kwam nog bij dat een legereenheid van keizer Wilhelms cavalerie hen de enige terugweg versperde. Plotseling raakten de paarden van de Duitsers in een vreemde paniek en begonnen zij onder luid gehinnik te steigeren. De Duitse cavalerie maakte zich uit de voeten en de Britten konden veilig wegkomen. Volgens de ooggetuigen verslagen die later over het voorval de ronde deden, hadden de Duitsers aan de hemel een groots visioen gezien van een spookachtig leger dat zich opmaakte om de Britten te verdedigen. De hemelse strijders zagen eruit als middeleeuwse boogschutters; in hun grote gespannen bogen zaten lange pijlen die op de Duitsers waren gericht. (Bron van dit verhaal; Charles Berlitz -‘Vreemde verschijnselen’)

(Geschreven door S. in ‘t Veld.)